Sandra Visser
Afdelingsmanager in het Noordwest Ziekenhuisgroep en voorzitter van de commissie Diëtetiek in de Kliniek (DIEK) van de NVD.
Recent had ik een kennismakingsgesprek met mijn nieuwe medisch manager. Duaal management, daar doet mijn organisatie inmiddels ook aan. Dus naast een organisatorisch manager staat nu ook een medisch specialist.
Nu hebben we een gemêleerd cluster: met snijdende vakken als chirurgie en orthopedie, poliklinische revalidatie, kleinere specialismen als oogheelkunde, mondheelkunde, KNO, plastische chirurgie en de paramedische afdelingen. Een bont gezelschap. Best een klus voor zo’n orthopeed. En voor diëtetiek zeker niet de grootste verwijzer.
Maar ik werd aangenaam verrast. Zo had hij best een aardig idee van wat diëtisten in het ziekenhuis doen en wat hun meerwaarde is. Ook het verschil met de eerstelijns diëtetiek had hij aardig in het vizier. Hulde! Natuurlijk werd het niet echt inhoudelijk, maar dat had ik ook niet verwacht.
Ons grootste probleem op de afdeling is de werkdruk. Die stijgt op alle fronten, zowel wat betreft de klinische zorg als de poliklinische zorg. Dus dat was mijn eerste onderwerp van gesprek, want de medisch manager krijgt daar straks een rol in. Voor de kliniek betekent dit, dat we telkens weer nieuwe keuzes moeten maken over wat we nog wel doen en wat niet. De patiënten in het ziekenhuis worden ouder, zieker en hebben meer comorbiditeiten. Ook zien we al een verschuiving vanuit de UMC’s, bijvoorbeeld bij de neonaten. Op de polikliniek stijgt de incidentie van de diagnoses die we in ons ziekenhuis als “2e lijn” hebben gemarkeerd. Meer slokdarmkanker, meer alvleesklierkanker, meer ALS en ga zo maar door. Nu deze groepen in aantallen stijgen, moeten we weer heroverwegen: zijn deze patiënten dan opeens niet meer “2e lijns”?
De dokter wees me op het regiobeeld Noord Holland Noord. Daarin krijg je een inkijkje in de toekomst van onder andere de ziekenhuiszorg. Noord Holland Noord vergrijst relatief hard, hierdoor zal er meer vraag naar zorg komen, maar ook zijn er straks minder zorgprofessionals. Het aantal 85+’ers neemt fors toe, de zorgvraag op de SEH zal met 20% toenemen tot 2040 en het aantal DBC’s stijgt met bijna 12,5 %. Ook de vraag naar wijkverpleging groeit enorm, een verdubbeling van de vraag in 2040 t.o.v. 2015. Op Texel lukt het nu al vaak niet om wijkzorg voor patiënten met sondevoeding te regelen, daar doet de diëtist in de 1e lijn zelf van alles (waarvoor hulde).
De orthopeed vertelde dat ze patiënten die een nieuwe knie moeten nu veel minder vaak opereren: ze kunnen het nu al niet meer aan. Terug naar huis met een verwijzing voor fysiotherapie. Wat betekent de toename aan patiënten nu voor de diëtist in het ziekenhuis? Welke patiënten gaat zij/hij nog wel behandelen en welke niet? Op basis van welke parameters maak je keuzes en wat vindt de hoofdbehandelaar daarvan? En kan de 1e lijns diëtist – soms als eenpitter- al die verschillende patiënten met zo’n breed scala aan diagnoses wel aan? Als de 1e lijns diëtist 2x per jaar een patiënt ziet na een partiële pancreatectomie, heb je dan voldoende expertise? En laten we wel wezen: de huisarts gaat die nieuwe knie van die patiënt uit het voorbeeld niet plaatsen, dat blijft orthopedenwerk. Dus de vraag is: wat blijft klinisch diëtistenwerk?
Wordt de klinisch diëtist straks meer een regisseur van de dieetbehandeling en niet meer de behandelaar zelf? Hoe zorg je dat je kennis up-to-date blijft, als je niet alle patiënten meer zelf ziet? Kan je dieetbehandelingen standaardiseren zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit?
In ons ziekenhuis gaat het vaak over digitale zorg als deeloplossing om de stijgende zorgvraag het hoofd te bieden. Wij hebben echter in de COVID-tijd gemerkt dat het echt contact maken via een scherm toch lastig was. En hoewel we het niet onderzocht hebben, beoordeelden we de kwaliteit van de behandeling toch als minder doeltreffend. En zeg nu zelf; willen we inmiddels allemaal niet liever “live” contact in plaats van dat hinderlijke TEAMS of ZOOM vergaderen? Wij hebben niet gemerkt dat digitale zorg ook tijdswinst opleverde, dus wat gaat digitale zorg nu echt bijdragen?
Goed, terug naar de orthopeed. Hij zag een uitdaging voor me liggen. Die uitdaging heb ik echter al 40 jaar op m’n bord liggen. Wat doe je wel en wat doe je niet (meer): het heeft altijd in mijn agenda gestaan. Het feit dat we het overal anders doen, zegt al hoe lastig het is. Maar we gaan er weer over nadenken, wel snel, want die toekomst komt razendsnel op ons af. Of hij is er al.